De Juridische Fuik – Hoe Israël vastloopt in het recht dat het zelf inroept

Gepubliceerd op 1 augustus 2025 om 22:40

_Abstract

Israël beroept zich op het internationale recht om zijn militaire acties te legitimeren, maar komt zo paradoxaal in een juridische fuik terecht: het claimt de rechten van een soevereine staat, maar weigert de verantwoordelijkheden van een bezetter te dragen.
Dat leidt tot toenemende internationale kritiek, maar ook tot een verschrompeling van de eigen bewegingsruimte. Hoe langer het asymmetrisch juridisch kader wordt aangehouden, hoe moeilijker het wordt om geweld, macht en morele legitimiteit met elkaar te verzoenen. Palestina wordt uitgesloten, maar ook de morele en juridische grond onder de voeten van Israël verbrokkelt.
Dit essay pleit voor een heroriëntatie: niet méér recht, maar recht dat rechtvaardigheid dient. Voor beide partijen.

 

_Methodologie

Deze analyse vertrekt vanuit een interdisciplinair raamwerk dat twee niveaus met elkaar verbindt. Ten eerste hanteert het een positiefrechtelijke benadering, waarin internationale rechtsnormen (zoals het bezettingsrecht, humanitair oorlogsrecht en artikel 51 van het VN-Handvest) worden getoetst aan de feitelijke toepassing in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Ten tweede wordt gebruikgemaakt van systeemtheoretische inzichten, in het bijzonder de theorie van Niklas Luhmann, om te begrijpen hoe juridische communicatie functioneert binnen een gesloten systeem dat recht en onrecht binair onderscheidt, en daardoor structurele asymmetrieën kan legitimeren. 

 

Door deze twee perspectieven te combineren beoogt het essay niet alleen een juridische of politieke analyse, maar ook een morele heroriëntatie op de vraag: wat betekent rechtvaardigheid in een asymmetrisch systeem?

 

_Het probleem

Israël loopt zich juridisch vast in het recht dat het zelf inroept – een fuik die niet alleen juridische ruimte, maar ook de politieke legitimiteit doet krimpen. Iedere keer dat het geweld tussen Israël en Hamas escaleert, wordt dezelfde juridische en semantische discussie gevoerd .... over terrorisme, zelfverdediging en genocide. Hoewel de media worden overspoeld met beelden van bombardementen, de vernietiging en de burgerslachtoffers media domineren, blijft één fundamenteel aspect opvallend onderbelicht: de asymmetrische internationale juridische structuur van het conflict die actief bijdraagt aan de voortdurende reproductie ervan.

 

Vanuit Luhmanns systeemtheorie bekeken bestaat een samenleving uit functionele systemen die autonoom communiceren volgens hun eigen logica — zoals het recht, de politiek, de economie. Het recht is zo’n gesloten systeem dat werkt via een binaire code: recht tegenover onrecht. Luhmann noemt dit operationele sluiting: het juridische systeem verwerkt enkel informatie die intern als juridisch relevant wordt gecodeerd. Wat buiten die code valt — bijvoorbeeld morele verontwaardiging, asymmetrische macht of historische context — wordt eenvoudigweg niet herkend.

 

Bovendien werkt het systeem zelfreferentieel: het recht legitimeert zichzelf door te verwijzen naar eerdere juridische uitspraken en procedures, niet naar externe maatstaven zoals rechtvaardigheid. Daardoor ontstaat een risico op wat Luhmann noemt reducerende complexiteitsverwerking: het recht vereenvoudigt complexe conflicten tot hanteerbare, maar vaak onrechtvaardige kaders. In asymmetrische conflicten zoals Israël–Palestina leidt dat tot een juridische ordening die het machtsevenwicht bevestigt en de realiteit depolitiseert — een systeem dat zichzelf in stand houdt, zelfs als het moreel faalt.

 

In het Israëlisch-Palestijns conflict zien we precies dat: een bewust in stand gehouden juridische asymmetrie, die niet alleen het conflict beïnvloedt, maar het telkens opnieuw legitimeert en voortstuwt. Deze asymmetrie is cruciaal om het geweld — aan beide zijden — in zijn diepere dynamiek te begrijpen.

 

_De ontbrekende staat

In Jeruzalem en Nablus waren er  al in de tweede helft van de 19e eeuw hervormingsbewegingen rond religieus onderwijs, Waqf-beheer en rechtspraak. Deze waren deels geïnspireerd door het gedachtegoed van al-Afghani en Abduh, en verbonden Palestijnse belangen aan bredere Arabisch-nationalistische denkbeelden.

Historicus Ilan Pappé beschrijft in A History of Modern Palestine (2004) en The Ethnic Cleansing of Palestine (2006), hoe de nationale roep om statelijkheid altijd aanwezig is geweest, maar op actieve blokkades stuitte vanuit koloniale machten en later ook vanuit Israël.

 

Palestina wordt vandaag door circa 138 landen erkend¹ en het heeft een waarnemersstatus in het halfrond van de Verenigde Naties, toch is het geen volwaardig VN-lid. Dat heeft verstrekkende juridische gevolgen:

  • Palestijnse actoren kunnen zich niet volledig beroepen op het oorlogsrecht -met rechten en plichten- dat aan staten voorbehouden is.
  • Gewapend verzet — ook door de Palestijnse Autoriteit — wordt internationaal niet als legitiem staatshandelen erkend.

In juridische zin blijft Palestina een ‘niet-staat’ in oorlogstijd en dat heeft verregaande consequenties.

 

_Buitenstatelijk handelen = buitenlegaal handelen

De juridische buitenpositie van Palestina heeft directe consequenties voor de manier waarop geweld wordt geïnterpreteerd:

  • Gewapend Palestijns verzet wordt vrijwel automatisch als terrorisme gecategoriseerd — een frame dat Israël bewust gebruikt om zijn eigen handelen als legitiem zelfverdediging tegen terrorisme te positioneren.
  • Palestijnse groepen beschikken niet over reguliere staatsmiddelen (leger, luchtmacht, diplomatie), waardoor hun militaire acties niet kunnen worden gekaderd als legitiem statelijk geweld.

Het gevolg is dat het Palestijns geweld zich in een juridisch niemandsland bevindt. Het kan niet worden getoetst of beperkt binnen dezelfde rechtsorde als die waarin Israël opereert. Deze structurele asymmetrie wordt stilzwijgend geaccepteerd.

 

_Israël kan wél statelijk handelen

Israël bevindt zich in een tegenovergestelde positie:

  • Het is een erkende staat en beroept zich op artikel 51 van het VN-Handvest: het recht op zelfverdediging bij een gewapende aanval.
  • Militaire acties vallen formeel onder het internationaal humanitair recht (IHR) en het bezettingsrecht, ook al worden ze betwist.

In diplomatieke en juridische zin ontstaat zo een structureel perceptieverschil:

  • Israëlisch geweld wordt eerst juridisch gekaderd, en pas daarna (mogelijk) moreel bekritiseerd.
  • Palestijns geweld wordt bij voorbaat als illegaal beschouwd.

 

Deze asymmetrie is geen toeval. Ze is ingebed in de structuur van het internationale rechtssysteem zelf, waarin statelijkheid als voorwaarde geldt voor juridische legitimiteit — een voorwaarde die Palestina, tot nu toe, ontzegd wordt. Bovendien beschikt Israël over de structurele bescherming van het Amerikaanse vetorecht in de VN-Veiligheidsraad — een macht die Palestina, als niet-lidstaat zonder stemrecht, volledig ontbreekt. Deze ongelijke toegang tot internationale besluitvorming bestendigt de juridische asymmetrie tot op het hoogste niveau.

 

_De lacune voedt het conflict

Dit juridische vacuüm is een structurele motor van het conflict:

  • Palestijns geweld wordt per definitie gecriminaliseerd — en kan dus geen politieke legitimiteit opbouwen. Dat is de consequentie.
  • Israëlisch geweld wordt genormaliseerd binnen de kaders van een erkende staat.
  • Internationale debatten over proportionaliteit, genocide of mensenrechten spelen zich af op een scheef speelveld, waarin één partij bij voorbaat juridisch bevoordeeld is.

 

Zolang deze structurele lacune blijft bestaan, zullen escalaties telkens dezelfde dynamiek volgen: buitenstatelijk geweld tegenover statelijke macht, waarbij framing, legitimatie en veroordelingen vooraf bepaald worden door de juridische status — niet door de feitelijke handelingen.

 

_Naar een eerlijker kader

Als de internationale gemeenschap een duurzame oplossing wil, moet deze juridische asymmetrie expliciet worden aangepakt. Zolang de structurele lacune blijft bestaan, herhalen escalaties zich in een vast patroon. Deze asymmetrie is daarbij niet louter het gevolg van procedurele onvolkomenheden, maar weerspiegelt diepere postkoloniale machtsstructuren.


Noura Erakat (2020) toont aan hoe het internationale recht zelden functioneert als neutrale arbiter, maar eerder als selectief instrument dat bestaande machtsverhoudingen bevestigt. In het geval van Palestina leidt dat tot een situatie waarin het recht asymmetrie reproduceert in plaats van haar te corrigeren. Raef Zreik en Rabea Eghbariah spreken in dit verband van een “legal grey zone of Palestinian existence”: het ontbreken van soevereiniteit wordt niet slechts als een tekort behandeld, maar als een permanente staat van uitzondering (zie ook Sabbagh, 2022).


Edward Said (1993) waarschuwde al dat de Palestijnse zaak in de internationale arena niet alleen materieel, maar ook discursief wordt gemarginaliseerd: het recht dat pretendeert rechtvaardigheid te brengen, spreekt over Palestina als uitzondering — niet als gelijke.


Als het recht structureel is ingebed in een postkoloniale ordening die sommige entiteiten tot “onvoltooide staten” verklaart, dan is de roep om gelijke juridische behandeling niet alleen een juridische eis, maar ook een ethische en dekoloniale verplichting. Dit betekent:

  • Volledige erkenning van Palestijnse statelijkheid — inclusief toegang tot oorlogsrecht, diplomatieke structuren en internationaal recht.
  • Symmetrische toetsing van geweld, proportionaliteit en oorlogsmisdaden aan dezelfde juridische maatstaven, voor beide partijen.

 

Zonder dit fundament blijft elk debat over moraliteit, geweld en schuld een gesprek in een grijze zone, waarin de ene partij structureel staatsrechtelijk bevoordeeld is, en de andere structureel crimineel wordt verklaard. Durft de internationale rechtsorde zichzelf in vraag stellen?

 

_Kader: Bezettingsrecht en morele spanning

Het bezettingsrecht maakt deel uit van het internationaal humanitair recht (IHR). Het legt de bezettende macht verplichtingen op tegenover de bezette bevolking. In de context van Israël en Palestina beschouwt het Internationaal Gerechtshof (ICJ, 2004) Israël als een bezettende macht in de Palestijnse Gebieden, inclusief Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Deze kwalificatie wordt ook ondersteund door diverse VN-instanties en mensenrechtenorganisaties, op basis van de langdurige militaire controle, het ontbreken van Palestijnse soevereiniteit en het feit dat Israël effectief zeggenschap uitoefent over grenzen, luchtruim, toegang tot hulpbronnen en civiele structuren. Het bezettingsrecht legt stringente verplichtingen op aan de bezetter:

  • Geen collectieve straffen.
  • Geen deportaties van burgers.
  • Behoud van bestaande wetten en bescherming van burgers.

 

In deze context is veel van Israëls handelen — bombardementen, blokkades, het afsluiten van hulp, vernieling van civiele infrastructuur, doden van burgers — formeel in strijd met het bezettingsrecht, zoals herhaaldelijk gesteld door VN-instanties en mensenrechtenorganisaties. Zoals Dinstein (2024) benadrukt, brengt het bezettingsrecht niet enkel beperkingen mee voor militair optreden, maar ook positieve verplichtingen tot zorg, rechtsbescherming en instandhouding van civiele infrastructuur. Roberts (2005) wijst op het fenomeen van de ‘transformatieve bezetting’, waarbij bezettende machten actief proberen de sociale en institutionele structuur van het bezette gebied te hervormen, vaak in strijd met internationaal recht. Deze juridische analyses versterken het inzicht dat de bezetting niet enkel een feitelijke realiteit is, maar ook een juridische structuur die zichzelf reproduceert via normatieve uitsluitingen.

 

Hier ontstaat een fundamentele spanning tussen legaliteit en moraliteit. Het juridische kader legitimeert eenzijdig geweld van een staat, maar biedt geen ruimte aan morele verontwaardiging over structureel onrecht. Wat legaal is, is niet altijd moreel; wat moreel problematisch is, vindt zelden juridische erkenning. Zo blijft de juridische machine asymmetrie reproduceren.

 

_De juridische fuik sluit zich

Een pregnante vraag dringt zich op: heeft Israël internationaal het recht om te doen wat het vandaag doet in Gaza en de Westelijke Jordaanoever? Israël beroept zich op het recht op zelfverdediging (artikel 51 van het VN-Handvest), maar het Internationaal Gerechtshof stelde al in 2004 dat een bezettende macht zich moeilijk op dat recht kan beroepen tegenover een gebied dat het zelf bezet. Israël zit daardoor in een zelfgecreëerde juridische fuik: het claimt de rechten van een soevereine staat, maar weigert de plichten van een bezetter te aanvaarden. Zo ondermijnt het de legitimiteit van het rechtssysteem waarvan het zelf gebruikmaakt.

 

Israël bevindt zich vandaag in het smalste punt van die fuik. De ruimte om te manoeuvreren wordt kleiner, niet omdat haar vijanden sterker worden, maar omdat het systeem steeds minder adaptief is. Het recht, ooit een legitimatiestructuur, werkt nu als spiegel: het reflecteert niet alleen wat Israël doet, maar confronteert het ook met wat het weigert te zien – de structurele asymmetrie, het geweld op lange termijn, en de sluiting van het gesprek.

 

De fuik is een systeemvorm: een architectuur van juridische keuzes, herhalingen en uitsluitingen die zichzelf versterken. Terugzwemmen kan niet– die weg is afgesloten. De enige uitweg is het systeem zelf bevragen, de ethiek van de ander opnieuw toelaten, en het recht herdefiniëren als relationele gerechtigheid.

 

_Belangrijke kanttekening (!) -  7 oktober 2023

De aanval van Hamas op 7 oktober 2023 omvatte doelbewuste aanvallen op burgers, massamoord en gijzelneming. Deze daden zijn, onder internationaal humanitair recht, ernstige oorlogsmisdaden, en worden wereldwijd als terrorisme bestempeld. In dit geval vallen legaliteit en moraliteit wél samen: dit handelen is verwerpelijk — zowel juridisch als moreel.

 

_Juridisch kader: Artikel 51 VN-Handvest

  • Geeft staten het recht op zelfverdediging bij een gewapende aanval, tot de VN-Veiligheidsraad tussenkomt.
  • Staten moeten hun beroep melden aan de Veiligheidsraad.
  • Het gebruik tegen niet-statelijke actoren (zoals Hamas) is juridisch omstreden.
  • Het Internationaal Gerechtshof (2004) oordeelde dat een bezettende macht zich moeilijk op zelfverdediging kan beroepen tegen een gebied dat zij zelf bezet houdt.

 

_Bibliografie

Al Jazeera. (2024, 21 januari). Israel’s Netanyahu doubles down on opposition to Palestinian statehood. Opgehaald van: https://www.aljazeera.com/news/2024/1/21/israels-netanyahu-doubles-down-on-opposition-to-palestinian-statehood

Dinstein, Y. (2019). The international law of belligerent occupation (2nd ed.). Cambridge University Press.

Erakat, N. (2020). Justice for some: Law and the question of Palestine. Stanford University Press.

International Committee of the Red Cross. (2024). How is the term “armed conflict” defined in international humanitarian law? (Opinion Paper). https://www.icrc.org

International Court of Justice. (2004). Legal consequences of the construction of a wall in the occupied Palestinian territory (Advisory Opinion). Opgehaald van: https://www.icj-cij.org/case/131

Pappé, I. (2004). A history of modern Palestine: One land, two peoples. Cambridge University Press.

Pappé, I. (2006). The ethnic cleansing of Palestine. Oneworld Publications.

Roberts, A. (2005). Transformative military occupation: Applying the laws of war and human rights. American Journal of International Law, 100(3). Opgehaald van: https://iow.eui.eu/wp-content/uploads/sites/18/2013/03/09-Gross-Transformative-Military-Occupation.pdf

Times of Israel. (2024, 20 February). Netanyahu boasts of thwarting the establishment of a Palestinian state for decades. Opgehaald van: https://www.timesofisrael.com/netanyahu-boasts-of-thwarting-the-establishment-of-a-palestinian-state-for-decades/

United Nations. (1945). Charter of the United Nations (art. 51). Opgehaald van:  https://legal.un.org/repertory/art51.shtml

United Nations General Assembly. (2024, 18 April). Status of Palestine in the United Nations (A/RES/67/19). Opgehaald van: https://news.un.org/en/story/2024/04/1148351

 

¹ Ongeveer 138 landen erkennen Palestina (vooral in Afrika, Azië en Latijns-Amerika). Westerse staten zoals de VS, Canada, Australië, het VK, Duitsland, Nederland en België hebben deze erkenning lange tijd geweigerd. Sinds 2024 is er een kentering: Spanje, Ierland, Noorwegen en Slovenië erkenden Palestina formeel. In juli 2025 kondigden ook Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Canada aan dat zij Palestina zullen erkennen tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september. Daarmee zou het aantal landen dat Palestina erkent kunnen oplopen tot 148 of meer. Deze trend wijst op een verschuiving weg van een postkoloniale ordening, richting bredere internationale erkenning van Palestijnse statelijkheid.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.