
Abstract
Dit essay vormt het afsluitende deel van een vierluik dat de brug slaat van historische analyse naar ecologische co-existentie. Het contrasteert de gesloten identiteitspolitiek van Ezra en Nehemia met Ruths open keuze voor relatie en adaptatie, verwoord in haar stelling “uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God”. Geïnspireerd door Darwin’s ecologische logica van niches (Darwin, 2009; Hutchinson, 1957) en Popper’s idee van de open samenleving (Popper, 1957), wordt een relationeel-ecologisch model ontwikkeld dat vier lagen onderscheidt: fysiek, biologisch, sociaal en symbolisch (Otium, 1971; Folke, 2006). De conclusie: duurzame vrede ontstaat niet uit macht over land of middelen, maar uit gedeelde verhalen, wederzijdse erkenning en gezamenlijk beheer van ecologische systemen (Conca et al., 2025). Ruths perspectief biedt zo een onverwachte sleutel tot rechtvaardige co-existentie in Israël en Palestina.
Methodologisch kader
Dit essay hanteert een relationeel-ecologisch analysekader dat drie invalshoeken combineert.
- Historisch-theologisch: De Bijbelse teksten van Ezra, Nehemia en Ruth worden gelezen als performatieve narratieven die sociale ordening en identiteitsconstructie sturen (Levinas, 1969).
- Filosofisch-epistemologisch: Karl Popper’s kritiek op het historicisme en zijn concept van piecemeal engineering (Popper, 1957) bieden een toetssteen voor gesloten en open samenlevingsmodellen, terwijl Levinas’ ethiek van de ander een normatief kompas aanreikt.
- Sociaal-ecologisch: De analyse volgt de vier lagen van sociaal-ecologische niches – fysiek, biologisch, sociaal en symbolisch – zoals ontwikkeld in de ecologische systeemanalyse (Odum, 1971; Hutchinson, 1957; Folke, 2006).
De methodologie is interdisciplinair en normatief-constructief: ze verbindt historische narratieven met ecologische systeemtheorie en toetst die aan ethische beginselen. Daarmee wil dit essay zowel verklarend als richtinggevend zijn, met toepassingen voor rechtvaardige co-existentie in de context van Israël en Palestina (Conca et al., 2025; Sommer & Fassbender, 2024).
In dit kader fungeert Ruths uitspraak – ‘uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God’ – als exemplarisch moment waarin de symbolisch-kennismatige laag (gedeelde verhalen en betekenissen) richting geeft aan sociale en ecologische transformatie
_Inleiding
Deze essayreeks volgt een weg van historische analyse naar ecologische co-existentie. Ze vertrekt bij Ezra en Nehemia’s gesloten identiteitspolitiek, contrasteert die met Ruths ethische tegenverhaal – geïnspireerd door Popper en Darwin – en eindigt bij een ecologisch-relationeel perspectief waarin gedeelde niches de basis vormen voor samenwerking en samenleven. Dit slotdeel bundelt die lijnen tot een integrale conclusie.
_Samenvatting van de vorige bijdragen
Duurzame gemeenschappen bestaan alleen binnen een gedeelde ecologische niche. Als die gedeeldheid ontbreekt, ontstaat competitie, uitsluiting, uiteindelijk destructie en zelfs genocide– zichtbaar vandaag in Israël en Palestina. Zo’n niche is een verweven systeem van vier lagen: de fysieke-ecologische (ruimte, klimaat, grondstoffen), de biotisch-biologische (gezondheid, voedsel, ecosystemen), de sociaal-culturele (gewoonten, instituties, omgangsvormen) en de symbolisch-kennismatige (verhalen, waarden, kennis) (Odum, 1971) (Folke, 2006).
Binnen die context is samenwerking geen morele luxe maar een ecologische noodzaak. Overleven en bloei zijn collectief. Dit is ook de juiste lezing van Darwin’s survival of the fittest: niet het overleven van de sterkste, maar van wie zich het best weet aan te passen aan de gedeelde niche (Darwin, 2009; Hutchinson, 1957). Hier sluit Popper’s kritiek aan op het historicisme: geschiedenis is geen lineair proces met vaste wetten, maar een open dynamiek die diversiteit en differentiatie nodig heeft (Popper, 1957). Wie culturele complexiteit reduceert tot één ideologisch of religieus verhaal, bereidt de weg voor totalitarisme. Popper stelde daarom piecemeal engineering voor: kleine, lokale aanpassingen in wisselwerking met de omgeving. Dat proces van variatie, selectie en adaptatie sluit nauw aan bij Darwin’s ecologische logica.
Ezra en Nehemia illustreren precies het gevaar van de historicistische reductie. Hun nadruk op genealogie en ritueel blokkeert de natuurlijke dynamiek van differentiatie en adaptatie. Door gemeenschap te definiëren op basis van afstamming, ritueel en territorium ontkennen zij dat diversiteit de motor is van culturele veerkracht. Daarmee leggen zij de kiem voor uitsluiting en vijandschap die samenwerking in de gedeelde niche onmogelijk maakt.
_Ruth als ecologisch pragmatisme en tweede-ordecultuur
Ruth doorbreekt de gesloten logica van Ezra en Nehemia. Haar keuze voor Naomi – “uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God” – verlegt de grens. Haar Moabitische afkomst had een blijvende scheidslijn kunnen zijn, maar zij weigert afkomst als een absolute marker. In plaats daarvan kiest ze voor een cultuur die zichzelf kan transformeren: open, adaptief, gericht op samenleven.
Daarmee ziet Ruth wat een verabsoluteerde cultuur vernietigt. Ze plaatst de symbolisch-kennismatige laag (d) – een gedeeld verhaal en een gedeelde betekenis – aan de basis van verandering. Vanuit die laag stelt ze impliciet de vraag: welke culturele aanpassingen zijn nodig om samen te blijven bestaan? Dit sluit aan bij wat Levinas (1969) een ethiek van de ander noemt: identiteit ontstaat pas in erkenning van de ander, niet in uitsluiting.
Ruth belichaamt zo een ecologisch pragmatisme en een tweede-ordecultuur: een cultuur die haar eigen destructieve potentie onderkent. De volgorde die zij doorleeft – d→c→b→a – doorbreekt de geweldsspiraal die ontstaat wanneer men vertrekt vanuit de materiële laag (a): land, middelen, grenzen. In plaats daarvan ontstaat een samenwerkingslus met ruimte voor aanpassing.
De keuze voor openheid legde het fundament voor het huis van koning David en later de joodse identiteit die tot op vandaag prevaleert. Ruth toont dat identiteit niet rust op uitsluiting, maar op een gedeeld verhaal, gedeelde betekenis en de erkenning van de ander.
_Toepassing op Palestina en Israël
De huidige realiteit toont hoe de Palestijnen structureel zijn miskend doordat hun de meest primaire ecologische mogelijkheden te ontzeggen. De bezetting van de Westbank, de onleefbaar gemaakte Gazastrook en de voortdurende opgelegde beperkingen ontnemen meer dan land en water: zij ontkennen de plaats van de Palestijnen in de ecologische en sociale niche (Conca, 2025) (Qumsiyeh, 2024).
Hier klinkt Ruths les door, actueel voor beide volkeren. Hun conflict is het tegenovergestelde van haar keuze. In plaats van te vertrekken vanuit gedeelde symboliek (d) en daarop een sociaal weefsel (c) te bouwen, grijpen beide partijen telkens terug naar fysieke en biologische voorwaarden (a en b) – land, veiligheid, middelen – die tot absolute breekpunten worden verheven. Het gevolg is een geweldsspiraal waarin elke dreiging of schaarste het wantrouwen verdiept (Giacaman et al, 2004) (Sommer & Fassbender, 2024).
Een relationeel-ecologisch transitieplan kan dit patroon doorbreken door te beginnen bij d en c. Dat betekent narratieven ontwikkelen die de ander niet reduceren tot vijand, onderwijs en kunst inzetten als brug, en sociaal-culturele infrastructuur opbouwen buiten militaire kaders (El-Bagoury, 2024). Van daaruit volgt gezamenlijk beheer van biologische en fysieke hulpbronnen. Zo worden gedeeld land en water niet de inzet van strijd, maar het resultaat van een gedeelde identiteit.
Ruth laat zien dat overleven – in Darwin’s ware zin: de ‘best aangepaste’ – niet begint bij macht over ruimte of middelen, maar bij de bereidheid om symboliek en cultuur te herzien in het belang van een noodzakelijk gedeeld bestaan.
_Een relationeel-ecologisch transitieplan voor rechtvaardige co-existentie
Uitgangspunt
Duurzame vrede ontstaat niet uit land, middelen of veiligheid alleen. Het fundament ligt in symbolische en culturele erkenning van een gedeelde oorsprong en toekomst. Pas wanneer dat vertrouwen is hersteld, kan samenwerking zich verankeren in sociale structuren, biologische systemen en ecologisch beheer.
Symbolisch–kennismatig (laag d)
Doel: betekenisstructuren verschuiven van vijandschap naar erkenning.
- Onderwijs: curricula met beide geschiedenissen én een gezamenlijke toekomstvisie.
- Kunst en cultuur: romans, films, rituelen die gedeelde wortels zichtbaar maken.
- Symbolische infrastructuur: monumenten en herdenkingsplaatsen die lijden van beide zijden erkennen.
- Zorg als symbool: gezamenlijke ziekenhuizen en medische centra met een vredesfunctie.
Beleidsrichting: investeer in narratieven, onderwijs en cultuur als fundament van vertrouwen.
Sociaal–cultureel (laag c)
Doel: symbolische eenheid verankeren in het dagelijks leven.
- Gemeenschapsvorming: sport, cultuur, jongerenprojecten.
- Gedeelde infrastructuur: parken, markten, culturele centra en gezondheidsinstellingen.
- Taal en media: tweetalig onderwijs en journalistieke codes tegen demonisering.
Beleidsrichting: creëer ontmoetingsruimtes en gezamenlijke zorgstructuren.
Biotisch/biologisch (laag b)
Doel: levende systemen en ecologische stabiliteit herstellen.
- Economische coöperaties met gedeelde winst.
- Vrij verkeer van mensen, goederen en ondernemerschap.
- Gezamenlijk beheer van water, landbouw en biodiversiteit.
- Gezondheid en voedselzekerheid: traumahealing, preventieve zorg, coöperatieve markten.
Beleidsrichting: herstel toegang tot hulpbronnen en bouw gezamenlijke gezondheidszorg.
Fysiek–ecologisch (laag a)
Doel: duurzaam en eerlijk beheer van land, water en grondstoffen.
- Gezamenlijk waterbeheer en hergebruik.
- Bodem- en natuurherstel, herbebossing en ecologische projecten.
- Transparant beheer van mineralen en bouwmaterialen.
- Klimaatadaptatie en gedeelde ruimtelijke planning.
Beleidsrichting: ontwikkel ecologische infrastructuur als uitkomst, niet als inzet, van samenwerking.
Bibliografie
Darwin, C. (2009). On the origin of species. Harvard University Press. (Oorspronkelijk werk gepubliceerd 1859)
El-Bagoury, M. (2024). Mahmoud Darwish and the quest for a postcolonial utopia: Israel’s war on Gaza and reimagining the colonial waste land. Journal of Holy Land and Palestine Studies, 23(1), 109–126. https://doi.org/10.3366/hlps.2024.0328
Folke, C. (2006). Resilience: The emergence of a perspective for social–ecological systems analyses. Global Environmental Change, 16(3), 253–267. https://doi.org/10.1016/j.gloenvcha.2006.04.002
Giacaman, R., Husseini, A., Gordon, N. H., & Awartani, F. (2004). Imprints on the consciousness: The impact on Palestinian civilians of the Israeli Army invasion of West Bank towns. The European Journal of Public Health, 14(3), 286–290. https://doi.org/10.1093/eurpub/14.3.286
Levinas, E. (1969). Totality and infinity: An essay on exteriority. Duquesne University Press.
Odum, E. P. (1971). Fundamentals of ecology (3rd ed.). W. B. Saunders.
Peters, L. E. R., Conca, K., Van Den Hoek, J., & Wolf, A. T. (2025). The many voices of environmental cooperation: A relational analysis of 30 years of environmental peacebuilding over shared waters in Israel, Jordan, and Palestine. International Review of Comparative Law. https://doi.org/10.3366/ircl.2025.0598
Popper, K. (1945). The open society and its enemies. Routledge.
Popper, K. (1957). The poverty of historicism. Routledge.
Qumsiyeh, M. B. (2022, October 24). Environmental justice in Palestine: Rights of natives to their environment versus colonial onslaught. Security in Context. https://www.securityincontext.com/posts/environmental-justice-in-palestine-rights-of-natives-to-their-environment-versus-colonial-onslaught
Sommer, U., & Fassbender, F. (2024). Environmental peacebuilding: Moving beyond resolving violence-ridden conflicts to sustaining peace. World Development, 178, Article 106555. https://doi.org/10.1016/j.worlddev.2024.106555
Reactie plaatsen
Reacties