Deel II: De open toekomst: Ruth tussen Darwin en Popper

Gepubliceerd op 7 augustus 2025 om 08:23

Abstract

Dit essay leest het bijbelboek Ruth als een ethisch tegenverhaal binnen een canon die ook mechanismen van uitsluiting bevat, zoals zichtbaar in de boeken Ezra en Nehemia. Vertrekkend vanuit Karl Poppers kritiek op historicisme en Charles Darwins concept van adaptieve variatie, analyseert de tekst hoe gesloten historische logica’s leiden tot uitsluiting, terwijl openheid, vermenging en relationele trouw juist veerkracht en gerechtigheid genereren. Ruth, als Moabitische vrouw, ondermijnt de etnisch-puriteinse theologie van haar tijd en wordt een structurele motor van toekomstgerichte vernieuwing. De canon blijkt niet eenduidig, maar meerstemmig: ze bevat de kiemen van haar eigen kritiek. Door Ruth te lezen als een ethische ‘mutatie’ in een gesloten systeem, ontstaat een theologisch en filosofisch pleidooi voor adaptieve openheid, rechtvaardige verbondenheid en kritisch omgaan met traditie. Het essay eindigt met een reflectievraag naar hedendaagse systemen die nog steeds opereren volgens gesloten scripts van afkomst of identiteit.

 

Methodologisch kader

Deze tekst hanteert een vorm van interne Bijbelkritiek in dialogisch perspectief. Bijbelse stemmen worden niet als uniform beschouwd, maar als deel van een meerstemmige traditie waarin ook tegenverhalen circuleren (zoals Ruth tegenover Ezra-Nehemia). Filosofische inzichten van Karl Popper (tegen historicisme) en het evolutionaire denken van Charles Darwin (voor adaptieve diversiteit) worden ingezet als analytische lenzen – niet als verklaringen, maar als hulpmiddelen om ethische implicaties van uitsluiting en openheid te verhelderen. Zo ontstaat een kritische lezing van canonieke teksten, gericht op rechtvaardigheid, pluraliteit en de mogelijkheid van een open, gedeelde toekomst.

 

_Historicisme

De Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper (1902–1994) formuleerde in zijn werk The Poverty of Historicism (1944–1945) een diepgaande kritiek op wat hij ‘historicisme’ noemde: de overtuiging dat de geschiedenis zich volgens vaste wetten of heilsstructuren ontwikkelt en dus voorspelbaar of zelfs programmeerbaar is. Volgens Popper vormt deze gedachte een fundamentele bedreiging voor menselijke vrijheid, kritische rationaliteit en ethische verantwoordelijkheid.

 

Popper identificeerde drie kernproblemen met het historicistisch wereldbeeld:

  • Het verleden wordt verabsoluteerd – Historische gegevens worden herleid tot wetmatigheden, alsof samenlevingen zich ontwikkelen volgens deterministische schema’s vergelijkbaar met natuurwetten. Dit miskent de openheid, meervoudigheid en contextuele complexiteit van menselijke geschiedenis.
  • De toekomst wordt afgesloten – De mogelijkheid tot afwijking wordt niet langer beschouwd als legitieme variatie, maar als verraad aan het heilige script. Alternatieven worden niet geduld, maar geëlimineerd.
  • Ideologische controle groeit – Wie gelooft dat hij het pad van de geschiedenis kent, acht zich gerechtigd om te heersen, te zuiveren of te onderdrukken in naam van dat pad. Totalitaire systemen – zoals het marxisme of het nationaal-socialisme – legitimeren zich vaak via deze teleologische logica.

 

Als alternatief pleitte Popper voor piecemeal social engineering: een stapsgewijze, contextgevoelige benadering van maatschappelijke verandering, waarin structuren voortdurend worden getoetst aan de realiteit, aan kritiek, en aan het welzijn van concrete mensen. Rechtvaardigheid ontstaat daarbij niet uit gehoorzaamheid aan een voorgeschreven verleden, maar uit open, adaptieve oordeelsvorming in het heden.

 

_Ezra en Nehemia als historische voorafschaduwing

Vanuit dit perspectief kunnen we het optreden van Ezra en Nehemia beschouwen als een vroeg voorbeeld van een gesloten historische logica – precies het soort denken waartegen Popper waarschuwde. Hun project van religieuze en etnische heropbouw is gebaseerd op de reconstructie van een mythisch zuiver verleden: de wet van Mozes, de genealogieën van de vaderen, het herwonnen land. Deze historische gegevens worden niet als inspiratiebron gebruikt, maar als normatief raster waarin de toekomst moet worden ingepland. Wie daarvan afwijkt – Samaritaan, Ammoniet, Arabier, gemengde echtgenoot – wordt uitgesloten of verwijderd.

De wet wordt in hun handen niet een ethische richtlijn voor vreedzaam samenleven, maar een totaliserende blauwdruk die gedrag, afkomst, religie en ruimte structureel reglementeert. Het project van Ezra en Nehemia sluit zo de geschiedenis af: het laat geen ruimte voor nieuwe vormen van gemeenschap, gedeeld geloof, gemengde identiteiten of contextuele oordeelsvorming. Elke afwijking van het voorgeschreven pad wordt bestempeld als onrein, onwettig of ontrouw. De muur rond Jeruzalem wordt daarmee ook een muur rond de toekomst.

 

_De Thora als script, geen inspiratie

Wat ooit bedoeld was als herbronning, wordt onder hun leiding een project van zuivering. De Thora wordt niet gelezen als uitnodiging tot gerechtigheid of gedeeld leven, maar als een canon die letterlijk moet worden toegepast – inclusief scheiding van vrouwen, uitsluiting van kinderen, verbanning van wie niet past in de hernieuwde genealogie. Het verleden wordt wet. Interpretatie wordt gehoorzaamheid. Ruimte voor verschil verdwijnt.

 

_De gesloten geschiedenis als ethisch probleem

Poppers model van de open samenleving is een fundamenteel andere benadering. Ethiek is dan niet de herhaling van het verleden, maar een praktijk van situationele reflectie en normatieve vernieuwing. Pluraliteit, kwetsbaarheid en veranderlijkheid zijn geen bedreigingen, maar voorwaarden voor een rechtvaardige en veerkrachtige samenleving.

Wanneer het zuiveringsproject van Ezra en Nehemia wordt vertaald naar nationale ideologieën, koloniale praktijken of religieus fundamentalisme, dan wordt heiligheid een strategie, afkomst een machtsinstrument en geschiedenis een gesloten script. Precies dat is het gevaar van historicisme: het verandert herinnering in bevel, en traditie in uitsluiting.

 

_Ruth als tegenverhaal: open toekomst binnen de canon

Dat deze gesloten lezing van geschiedenis geen noodzakelijke uitkomst is, blijkt uit het boek Ruth, dat een krachtig tegenverhaal is binnen dezelfde canon. Ruth is een Moabitische vrouw – volgens de logica van Ezra en Nehemia uitgesloten van het verbond – die via haar ethische trouw en grensoverschrijdende solidariteit wordt opgenomen in het volk. “Die trouwden beiden met een Moabitische vrouw; de ene vrouw heette Orpa, de andere Ruth” (Ruth 1:4) – een schijnbaar onschuldige mededeling, maar voor de post-exilische theologie van zuiverheid een regelrechte blasfemische provocatie.

 

Ruth’s radicale keuze is niet gebaseerd op bloed of afkomst, maar op emotionele verbondenheid: “Maar Ruth antwoordde: ‘Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat en terugga, zo ver van u vandaan. Waar u gaat, ga ik; waar u blijft, blijf ik. Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God’” (Ruth 1:16). Haar verknochtheid overstijgt de grenzen van etniciteit en religie. Ruth huwt Boaz en samen krijgen ze een kind.

 

_Ruth als ethische mutatie en systeemvernieuwing

Precies deze openheid wordt bekroond met een open toekomst: “De buurvrouwen gaven het kind een naam en zeiden: ‘Noömi is een zoon geboren.’ Zij noemden het kind Obed. Hij is de vader van Isaï, de vader van David” (Ruth 4:17). David, de grote koning van Israël, stamt af van een Moabitische vrouw – en dus van de erfvijand.

 

De inclusie van Ruth is meer dan een uitzondering: zij markeert een structurele openheid die in schril contrast staat tot het exclusieve denken van Ezra en Nehemia. Juist de afwijking van de norm is de bron van de open toekomst. De canon zelf erkent hiermee dat identiteit niet wordt gedragen door zuiverheid, maar door emotionele verbondenheid; niet door afkomst, maar door relationele trouw. Deze culturele openheid blijkt bovendien politiek veerkrachtig. Zowel David als Salomo brengen diversiteit in het centrum van de Israëlische macht: David verenigt stammen en culturen in een gedeeld koninkrijk, Salomo bouwt een kosmopolitisch hof dat contacten onderhoudt met naburige volken.

 

Het boek Ruth illustreert zo niet alleen een ethisch alternatief, maar ook een evolutionair voordeel. In The Descent of Man (1871) benadrukt Darwin dat morele gemeenschappen zich uitbreiden door empathie, samenwerking en sociale flexibiliteit – niet door zuivere afbakening van de groep. Systemen die diversiteit toelaten, vergroten hun adaptieve capaciteit. Dit komt omdat (1) een cultuur die diversiteit toelaat, deze diversiteit opneemt in haar gedeelde kennisbasis; (2) omdat de diverse elementen kunnen deelnemen aan gedeelde communicatieve operaties, wat interne coherentie bevordert; en (3) omdat deze communicatie de cultuur in staat stelt om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Zo ontwikkelt het geheel (4) de capaciteit tot een adaptieve sprong, waarin nieuwe configuraties ontstaan die veerkrachtig en toekomstgericht zijn. Het verhaal van Ruth is daarvan een krachtig voorbeeld: de opname van de ander leidt niet tot verzwakking, maar tot vernieuwing.

 

Ruth verpersoonlijkt het soort ethiek dat Popper voorstaat: relationeel, situationeel, en geworteld in menselijke zorg. Haar verhaal doorbreekt het determinisme van genealogie en toont dat een open geschiedenis niet enkel mogelijk, maar vruchtbaar is. De toekomst hoeft het verleden niet te herhalen – ze kan het ook herinterpreteren.

 

_De muur als grens tussen herhaling en transformatie

De muur van Jeruzalem is meer dan een fysieke verdedigingsstructuur. Ze belichaamt een fundamentele keuze: sluiten we de gemeenschap af uit angst voor vermenging, of structureren we haar zó dat ontmoeting en verandering mogelijk blijven? In het project van Ezra en Nehemia fungeert de muur als verstening van een gesloten tijd: ze markeert de grens tussen wie binnen en wie buiten het heilige script valt. Elke afwijking wordt gelezen als ontrouw; de toekomst moet het verleden herhalen. De muur sluit af – letterlijk en symbolisch – en verankert zo een historische logica van zuivering, uitsluiting en controle.

 

Maar muren zijn nooit eenduidig. Ze kunnen ook gelezen worden als doordringbare grenzen: niet om het vreemde buiten te houden, maar om ruimte te creëren voor interactie, herinterpretatie en gedeeld leven. In die zin beschermt de muur niet tegen de vreemdeling, maar beschermt zij het vreemde in de gemeenschap – als bron van reflectie, verstoring en morele vernieuwing. Vanuit deze alternatieve lezing, geïnspireerd door het verhaal van Ruth en de filosofie van Popper, wordt de muur niet het einde van gemeenschap, maar juist haar begin. Geen slot, maar een scharnier.

 

Hier sluit ook het denken van Charles Darwin aan. In zijn visie is variatie geen afwijking, maar de basisvoorwaarde voor overleving. Soorten – en ook culturen – ontwikkelen zich niet dankzij zuivere oorsprong, maar dankzij hun vermogen tot aanpassing, interactie en wederzijdse beïnvloeding. Wat Ezra als ontrouw leest, verschijnt in Darwins denkkader als noodzakelijke evolutie. Ruth is in deze lezing geen bedreiging voor het heilige zaad, maar een essentiële mutatie die de messiaanse lijn mogelijk maakt.

 

Zo begrepen is de muur geen monument van angst, maar een structuur die de gemeenschap adaptief maakt: in staat om zichzelf te herdefiniëren in relatie tot anderen, tot nieuwe omstandigheden en tot de veranderlijkheid van het leven zelf. Niet zuiverheid, maar kwetsbaarheid wordt dan het fundament van verbondenheid. De grens sluit niet af, maar opent – naar een toekomst die niet herhaalt, maar hervormt.

 

_Besluit

Darwin en Popper worden zelden met een bijbellezing gecombineerd. Toch delen ze een fundamentele kritiek op gesloten systemen: Darwin toonde dat evolutie niet voortkomt uit zuiverheid of voorbestemming, maar uit variatie en selectie – uit het vermogen om zich aan te passen, te vermengen en onverwachte vormen voort te brengen. Popper staat voor iets gelijkaardigs: onvoorspelbaarheid, kritiek en pluraliteit zijn geen bedreigingen, maar voorwaarden voor een vrije en rechtvaardige maatschappelijke orde. Beide denkers breken met het determinisme: het historicisme maakt het verleden tot een script, zij erkennen het open karakter van de toekomst – en de nood aan systemen die leren, aanpassen en veranderen.

 

Deze tekst trekt een analytische gelijkenis tussen Poppers kritiek op gesloten historische logica’s, Darwins model van adaptieve variatie, en het optreden van Ezra en Nehemia. Niet omdat er een directe historische lijn loopt van Popper naar het post-exilische Juda, maar omdat de mechanismen van uitsluiting en scriptdenken structureel herkenbaar zijn – én binnen de canon zélf worden weersproken.

 

Het boek Ruth laat een alternatieve weg voorbij de grens zien, voorbij afkomst, voorbij genealogie. Niet als een romantisch verhaal, maar als een ethische mutatie in een systeem dat anders dreigde te verharden. Ruth vormt geen toevalstreffer, maar een principieel ingebedde openingszet binnen de canon zelf. Haar verhaal is een uitnodiging tot systeemvernieuwing: niet door afbraak, maar door radicale verbondenheid.

 

Reflectievraag:

Welke systemen vandaag reproduceren nog steeds een gesloten script van afkomst, identiteit of traditie – en wie zijn hun Ruths?

 

 

_Toelichting: Wanneer leefde Ruth?

De Bijbelse figuur Ruth is moeilijk precies te dateren, maar op basis van de genealogie in Ruth 4:17 – waarin zij de overgrootmoeder van koning David is – situeert men haar leven vermoedelijk in de periode van de Rechters (ca. 1200–1020 v.Chr.), dus vóór de monarchie van Israël. Als David rond 1000 v.Chr. regeerde, zou Ruth geleefd kunnen hebben rond 1100–1050 v.Chr.

Het boek Ruth zelf werd echter veel later geschreven, waarschijnlijk in de Perzische periode (5e of 4e eeuw v.Chr.). De tekst functioneert dus niet alleen als genealogisch verhaal, maar ook als literaire en theologische tegenstem tegen het exclusieve beleid van Ezra en Nehemia, die gemengde huwelijken verboden. De opname van Ruth – een vrouw uit het vijandige Moab – wordt zo een krachtig signaal van openheid, ethiek en culturele veerkracht.

 

 

_Bibliografie

Darwin, C. (1871). The descent of man, and selection in relation to sex. London: John Murray.

Darwin, C. (1859). On the origin of species by means of natural selection. London: John Murray.

Popper, K. R. (1957). The poverty of historicism. London: Routledge & Kegan Paul.

Popper, K. R. (1945). The open society and its enemies (Vol. 1–2). London: Routledge.

Katholieke Bijbelstichting. (2012). Willibrordvertaling (herziene editie). Heerenveen: Royal Jongbloed.

[Wordt vervolgd in Deel III: De herhaling van het heilige – Israël–Palestina en de terugkeer van de gesloten grens]

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.